Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En nu zijn zij voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun zilver een [5]gegoten beeld gemaakt, [6]afgoden [7]naar hun verstand, die altemaal [8]smedenwerk zijn; waarvan [9]zij [nochtans] zeggen: [10]De mensen, die offeren, zullen de [11]kalveren [12]kussen. 5. Versta, een afgodische kalfsbeeld [waarvan in het volgende] en dergelijke anderen, naardat hun zin en lust opgaf, maar geenszins naar Gods zin. Zie van het woord zonde, inzake van afgoderij, boven hfdst.8 vs.11. 6. Zie boven hfdst.8 vs.4. 7. Die meesterlijk en kunstiglijk fatsoenerende en oppronkende. Vergelijk Jer.10:3,14, enz. 8. Eene bespotting der ijdelheid, dwaasheid en nietigheid dezer afgoderij. Vergelijk boven hfdst.8 vs.6, enz. 9. De afgodische priesters en regenten. Anders: zij zeggen tot hen, die van Efraim tot het andere Israelietische volk. 10. Hebreeuws, de offerande des, of der mensen. De zin is, degenen, die onder de mensen Gode willen offeren moeten deze kalven [als hunne goden] eren. Zie 1 Kon.12:28, en vergelijk de manier van spreken met Jes.29:19, alwaar staat: De nooddruftige, of behoeftige des, of der mensen; dat is onder de mensen, die onder de mensen behoeftig zijn, behoeftige mensen; idem, ellendige der schapen, Zach.11:7,11. Dat is, ellendige schapen, of ellendigste onder de schapen, en dergelijke veel. 11. Te Dan en Bethel eerst opgericht, en daarna misschien in meer andere plaatsen. Zie 1 Kon.12:28, gelijk zij van tijd tot tijd in afgoderij zijn toegenomen. 12. Met een religieusen of godsdienstigen kus. Vergelijk Gen.41:40; 1 Kon.19:18; Job 31:27, en zie de aantekening aldaar.